Album Review

Ty Segall gaat op Ty Segall voor de eenvoud, en stijlvol grijs


27 januari 2017

Exact een jaar geleden verscheen op deze plaats mijn review van Ty Segall’s Emotional Mugger. Koning Midas, noemde ik garagerock’s bezigste bijtje destijds. Achteraf gezien is die benaming wellicht wat misplaatst, want waar Midas niet verder kwam dan goud, bestrijkt het repertoire van Segall inmiddels het hele motherfucking kleurenpalet. Het universum van Ty Segall blijkt er een van eindeloze mogelijkheden, zo bewijst ook de in stijlvol grijs gehulde, negende plaat van de Amerikaan. 

Stijlvol grijs volgt in de kleurenwaaier van Segall op het bonte, bordeauxrode Manipulator (2014) en het grimmige en gitzwarte Emotional Mugger (2016), waarop respectievelijk glamrock en progrock in pigment voorzagen. De één een bewuste (doch meesterlijke) pastiche, de ander een ambachtelijke conceptplaat. Zulke uitersten zijn op Segall’s nieuwste een stuk minder evident. Wederom, en duidelijker dan ooit, is dit een band effort: een garagerockplaat pur sang, in enkele takes live opgenomen met behulp van vaste collaborateurs als Mikal Cronin en Charles Moothart. Het fundamentele verschil met zijn twee voorgangers: het ontbreken van geluidsexperimenten, kekke orgeltjes en de helft van The Muggers. Bijgevolg is dit instrumentaal Segall’s eenvoudigste plaat in jaren en is er tegelijkertijd ruimte ontstaan om in de diepte te duiken.

Dat blijkt overigens nog niet meteen op Break A Guitar: de meest Ty Segall-esque der Ty Segall-songs en, in alle eerlijkheid, een steenpuist van een track. Gelukkig tempert Freedom de schade, en wel in twee minuten. In razend tempo smelten de smakelijkste ingrediënten uit Segall’s keuken samen tot een orgasmisch geheel. Orgasmisch is ook het daaropvolgende, tien minuten-durende Warm Hands (Freedom Returned): hier is een muzikant aan het werk die de opschepperij niet schuwt. Om elke hoek zit een geniaal riffje of riedeltje, maar een clusterfuck is het allerminst.

Wat volgt is een zestal tracks, waarop hard en zacht elkaar in perfecte symbiose afwisselen. Het melodieuze en glammy Talkin’, het stuwende The Only One, het overrompelende Thank You Mr. K., het stemmige liefdesliedje Orange Colour Queen, de White Fence sound-alike Papers en tot slot het aanvankelijk bijna verstilde, meeslepende Take Care (To Comb Your Hair): op papier is het een onwerkbaar ratjetoe, in werkelijkheid hebben Segall en consorten met ogenschijnlijk gemak en een (relatief) eenvoudige werkwijze een eenduidig geheel weten te smeden. De eenvoud is relatief, onze Ty is nooit een man geweest van subtiliteit, maar op deze plaat wel het codewoord. In dat opzicht is het misschien wel net zo’n meesterwerk als zijn twee voorgangers.