Live

LIVE REVIEW: London Calling #1 2014 (Dag 1)


12 mei 2014

london calling

 

Daily Indie schrijvers Ronald van Berkel en Yoram van Hees trekken op 9 & 10 mei naar Paradiso om verslag te doen van de eerste London Calling van 2014. Het duo doet allerlei ontdekkingen, welke je hier kunt lezen in hun verslag! De foto’s zijn afkomstig van Remco Brinkhuis. Enjoy!

 

London Calling, het halfjaarlijkse festival voor nieuw –voornamelijk Brits- talent is weer begonnen. Na twee avonden in de Tolhuistuin gaat het reguliere festival vanavond in Paradiso van start. Geen betere manier om te beginnen dan met een piepjong, Londens bandje. Happyness oogt vooral heel erg groen: de band speelt een ratjetoe van stijlen waarbij vooral de britpop van de laatste tien jaar en de grote alternatieve bands uit de jaren ’90 als inspiratie hebben gediend. Niks nieuws onder de zon dus, alhoewel de voorzichtige, door jazz geïnspireerde solo’s wel een frisse toon brengen. De koortjes lijken een wanhopige poging om pakkender te klinken, maar dit bewijst eens te meer dat dit een band is die vooral nog erg zoekende is. (YvH)

 

 

01 - Happyness

Happyness

 

 

De volledige tegenpool hiervan opent het Grote Podium van Paradiso. San Fermin is een Amerikaans achttal dat van alle kanten juist té doordacht overkomt: tot de vaste posities van de bandleden op het podium en de de quasi-nonchalante kledingstijl aan toe. Groot, groter, groots lijkt de insteek te zijn, maar eigenlijk is het net alsof je naar een aflevering van ‘Glee’ kijkt. Iedere noot, stap of slag –elk element- lijkt onderdeel te zijn van een grondige choreografie en iedere spontaniteit of chemie ontbreekt. (YvH)

 

 

02 - San Fermin

San Fermin

 

 

Dit doet Kins gelukkig beter. Deze band uit Brighton komt over als een stel informaticastudenten, maar hun muziek houdt het midden tussen alt-J, Wild Beasts en Radiohead: start-stop ritmes, een aardige dosis gitaargepingel, forse lagen synthesizers en een nerveus trillende, indringende stem. Toch is het niet zozeer zanger/gitarist Thomas Savage die de show steelt, zelfs niet als hij in het laatste nummer zijn gitaar afneemt en het publiek probeert te bezweren als ware hij Thom Yorke zelf. Drummer Alex Knight slaat zo hard, precies en meedogenloos op zijn drumset dat deze op een gegeven moment zelfs een klein beetje van de voorkant van het podium lijkt te willen opeisen. (YvH)

 

Na dit eerste hoogtepunt van London Calling #1 2014 volgen Trouble With Templeton en Folly And The Hunter. De één is Australisch, de ander Canadees, maar beide bands bevinden zich ergens op de rand van de behoorlijk verzadigde scene van folkbands. Trouble With Templeton heeft wat meer pop-attitude, maar komt op het podium vooral heel degelijk en saai over. Folly And The Hunter pakt het wellicht harmonieuzer aan (dit zijn de beste koortjes die we vanavond hebben gehoord), maar is vooral eigenlijk meer van hetzelfde. (YvH)

 

 

03 - The Trouble With Templeton

Trouble With Templeton

 

 

Deze dip in het programma van de eerste avond wordt doorgepakt door Teleman, de band die het magistrale Pete & The Pirates moet opvolgen. Drie van de vijf piraten zitten namelijk in deze band, waaronder zanger Thomas Sanders. Teleman klinkt dan ook onherroepelijk als zijn voorganger, maar ze hanteren wel een andere insteek. Pete & The Pirates wist altijd jong, frivool en rammelend te klinken, Teleman houdt de boel strakker. De gitaren hebben nog nagenoeg dezelfde sound, maar worden veel meer in het gelid gehouden door de motorik-ritmes van drummer Hiro Amayima (de enige nieuwkomer binnen de groep). Hoewel de bandopzet in essentie niet eens heel slecht is past Sanders’ lichtelijk nerveuze, doch nooit onvaste, zang veel beter bij een lossere stijl van musiceren. (YvH)

 

 

04 - Teleman

Teleman

 

 

Hospitality is een trio uit Brooklyn, dat bestaat uit Amber Papini, Brian Betancourt en Nathan Michel en live wordt bijgestaan door een extra gitarist/ keyboardist. De New Yorkers maken indie-pop pur sang. Na twee albums (Hospitality uit 2012 en Trouble uit 2013) weet Papini, die de meeste nummers heeft geschreven, hoe een pakkend liedje te maken. Hospitality klinkt catchy, bescheiden ingenieus en soms aandoenlijk. Er wordt her en der wat gegoocheld met maatsoorten, zoals in Rockets And Jets, waardoor de liedjes interessant blijven en niet simpel weg zijn te schrijven als pop. Echter, alle nummers worden gespeeld met een pretentieloze terughoudendheid, wat soms de band siert, maar waardoor het vaak net niet overkomt zoals het zou moeten. Misschien ligt het aan de jetlag, waaraan de New Yorkers volgens Betancourt momenteel lijden. Hospitality bestaat al sinds 2007, maar op sommige momenten lijkt het alsof ze nog steeds niet gewend zijn om voor een zaal mensen te spelen. Zoals bijvoorbeeld bij Friends of Friends, het tweede nummer van de set. In theorie zou dit nummer ervoor gezorgd kunnen hebben dat de kleine zaal van de Paradiso in een grote dampende dansmassa zou veranderen, maar Hospitality mist helaas dat beetje pit waarvoor dat nodig is. Toegegeven, als dit een examen geweest zou zijn, is Hospitality wel geslaagd. Zelfs als Papini een paar noten net niet weet te halen, vergeven wij het haar. Bij dit kaliber indie-pop mag het allemaal wel een beetje rammelen. (RvB)

 

Het uit Londen afkomstige Wolf Alice laat een ideale set horen voor een showcase-festival als London Calling. Direct vanaf de set-opener Moaning Lise Smile beukt Wolf Alice vol gas door elf steengoede nummers heen. Zo krijgen we nieuw werk voorgeschoteld, dat 26 mei op de EP ‘Creature Songs’. Dat nieuwe werk klinkt rauw, punky en pompeus en past perfect in het straatje dat Wolf Alice is begonnen te leggen met stenen als Bros, Fluffy en She. Deze laatstgenoemde nummers, afkomstig van de drie releases die Wolf Alice vorig jaar heeft uitgebracht, worden live bijna twee keer zo snel gespeeld, maar nergens verliest de band de controle. Het kwartet verbaast als uit het gitaargeweld opeens Wicked Game van Chris Isaak te herkennen is, dezelfde cover die London Grammar een half jaar geleden ook op London Calling heeft vertolkt. Wolf Alice concludeert haar show met Blush en Fluffy en bewijst daarmee ook prima gas terug te kunnen nemen om vervolgens weer alle registers open te gooien voor de grand finale. Niet voor niets dat de eerste pit en de eerste crowdsurfer van de avond op naam van Wolf Alice komen te staan. Meer van dit! (RvB)

 

 

05 - Wolf Alice

Wolf Alice

 

 

Als na middennacht, als het normaliter bij London Calling alweer wat rustiger is,  de grote zaal nog propvol staat durven we wel te zeggen dat er een flinke buzz rondom Jungle hangt. Jungle is altijd heel strategisch geweest in hun positionering in het hedendaagse muzieklandschap, want lang was onduidelijk wie of wat er nou achter deze groovy en hypnotiserende funk-outlet zat. Vlak voor het optreden wordt dit mysterie verwezenlijkt door het dikke mistgordijn dat de lichttechnicus in de grote zaal opwerpt. Een paar minuten later verschijnt er tussen dat rookgeweld een zevenkoppige band, bestaande uit een bassist, drummer, percussionist, twee achtergrondzangers en ‘frontmannen’ J. en T., die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van Jungle. Frontmannen is trouwens niet de juiste term om de twee Londenaren mee aan te duiden, want nergens eist een één van de twee te veel aandacht op. Dat Jungle een bizar strakke en goed op elkaar ingespeelde live band is, wisten we al door hun optredens op Eurosonic, Motel Mozaique en als voorprogramma van Haim, maar wederom bewijs Jungle dit. Sterker nog, het is sindsdien alleen maar beter geworden. Elk nummer wordt vierstemmig gezongen door J., T. en de twee achtergrondzangers en elk nummer is loepzuiver. Het feit dat er tussen de nummers door amper gepraat wordt draagt ook bij aan het feit dat Jungle hier alleen maar is om met en voor ons een heerlijk dansfeestje te bouwen. In het refrein van afsluiter Platoon zingen ze “I knock you down, brother” en dat is precies wat er in dit kleine uur is gebeurd. Wij zijn omver geblazen. (RvB)